Overweging Vermoeden-viering 15 januari – Janneke Nijboer
Bijbelteksten: Hooglied 5: 2 – 7 en Hooglied 8: 3 – 7
Te beluisteren: http://www.eo.nl/radio5/programmas/de-vermoeden-viering/aflevering-detai...

Wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil.

Ik denk dat deze woorden uit Hooglied voor veel mensen het meest bekend zijn.

Ze hebben in de loop van de tijd en interpretaties een nogal zedenprekerige bijklank gekregen, als woorden van een overbezorgde moeder tegen haar dochter:

Denk er om dat jij je niet vergooit aan de één of ander, die het niet waard is.

Laat je niet meeslepen door oppervlakkige verliefdheid in een moment van onbedachtzaamheid.

Als de dood al sterk is, sterker is de liefde, brand je niet voortijdig aan dit vuur!

Veel vrouwen zullen dit soort boodschappen herkennen.

Misschien niet zo mooi en poëtisch verwoord als in Hooglied, maar met dezelfde strekking:

Je moet jezelf niet zo maar weggegeven.

Waarmee bedoeld wordt je moet niet met de eerste de beste naar bed gaan, seks hebben.

Ook in een hedendaagse bewerking van deze tekst kwam ik het nog tegen.

Het meisje zegt dan: Ik heb mijzelf bewaard voor jou. (tekst: Sela: Het mooiste lied)

Ook ik kreeg deze boodschap mee in allerlei toonaarden.

Het was goed bedoeld, maar ik ontdekte te vroeg dat er niets te bewaren viel, dat dit een mythe is.

Mijn te jonge lichaam deed de kennis op, van in een hoek gedreven worden, van betast te worden door een onbekende, van diepe angst.

Het zou hier niet bij blijven...

Natuurlijk was het de liefde niet, die de ander dreef...

Maar er werd iets gewekt, voortijdig, dat zich niet liet sturen.

En er werd iets kapotgemaakt...dat zich slecht laat helen.

In een droom maakt het Hoogliedmeisje het allemaal mee;

Of was het toch echt?

De poëzie laat ruimte voor beide.

Het meisje slaapt, maar haar hart is wakker en dan hoort ze haar geliefde.

Hij bezoekt haar, maar als ze wil kijken waar hij is, is hij verdwenen.

Dan gaat ze hem zoeken in de nacht.

Tijdens haar koortsachtige zoektocht naar haar geliefde vinden de wachters haar.

Ze slaan haar, ze verwonden haar, ze rukken haar de sluier af.

Ze wordt aangerand en ontsluiert...

Haar lichaam is voor iedereen geworden, iedereen zou haar nu kunnen zien, iedereen zou haar nu kunnen grijpen.

Als gewonde lezer kan ik niet langer de poëzie in deze tekst horen.

Het beschreven geweld breekt de schoonheid af, tot nuchtere realiteit.

Dit is mijn ingang tot de tekst.

Helaas

In de hartstochtelijke zoektocht van het meisje naar de ware geliefde, herken ik niet alleen mijn verhaal, maar dat van zoveel anderen: mannen en vrouwen.

In het ontwaken van het besef een lichaam te hebben, waar je niet alleen maar mee kunt rennen, springen en klauteren,

maar dat je een prachtige lichaam hebt met verborgen plekken, dat lust kan ervaren en toelaten, dat lichaam dat warm wordt en alle zintuigen mee kan laten doen, om een ander lichaam te laten blozen, te voelen en te eren.

Als in het ontwaken van het besef een seksueel lichaam te hebben, geweld dit ruw verstoort, dan is wat liefde is, lastig te herkennen.

Verliefdheid, lust, genot...

Voor mij was het alsof iemand alle kaartjes in de supermarkt verdraaid had en bij de verkeerde producten gehangen.

Ik leerde dat mijn lichaam zijn eigen kennis had opgedaan, dat van te vaak ongevraagd betast, te jong bekeken, te lang gevolgd.

En je er schuldig en vies door voelen, en de schaamte...en de schuld.

Ik leerde dat mijn lichaam al deze dingen nu heel goed wist en dat ik er naar moest luisteren.

Het maakte dat het jaren duurde voor ik in het doolhof van de lust en de liefde een weg wist.

De nacht duurde en duurde maar.

Desondanks bleef het verlangen naar een geliefde, en geliefd te worden met heel mijn lichaam.

Dit verlangen te doven in mijzelf, was me niet gelukt.

Sterk als de dood is immers de liefde.

Dit zou ik God willen noemen.

Niet de geliefde die kwam, maar wel de liefde en het verlangen ernaar en dat het je bij het leven houdt.

De liefde is dus heel iets anders dan een moralistisch vingertje dat zedenprekend veroordeelt, waar de liefde niet gevonden werd.

Er werd in de traditie wel uitgelegd dat Hooglied een zinnebeeld is voor de verhouding tussen Israël en God, of Christus en zijn gemeente.

Voor mij is Hooglied danstaal op de muziek van de menselijke stem,

Met daarin ook de waanzin van de nacht van geweld.

En dat het toch door blijft gaan, dit zingen, dat het toch door blijft gaan, deze liefde.

Dat het klinkt als een lied van hoop.

Niet te vroeg, maar hopelijk ook niet te laat zal ik het hele Hooglied aan mijn kinderen doorgeven en hen influisteren:

Wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil.

En natuurlijk zou ik ze het liefst de leugen op de mouw spelden dat de nacht niet bestaat,

Toch zal ik er over spreken:

omwille van de nacht, waar ze zelf in terecht kunnen komen,

omwille van de nacht waar ze een ander in kunnen storten.

Ik zal over het donker spreken: omwille van de liefde, die blijft als een baken in de nacht.