Het leed werd mij in moeders schoot reeds aangedaan
haat jegens de vader had een nieuw object gevonden
de moeder heeft zich van haar parasiet ontdaan
mijn noodlot werd mij met de luiers omgebonden
Met kinderschoenen moest ik de verstoting dragen
en werd de zotskap van de schijn mij opgezet
gehuld in mantels van een collectief vervagen
werd op mijn ondergoed - bebloed – niet meer gelet.
"Lof zij de Heer, je hebt een thuis gevonden!"
het vreemde beest hield daar al trouw de wacht
de nagels scherpend aan de versgeslagen wonden
besprong het mij in 't donker van de nacht.
Al wat het helle licht niet mocht ervaren
werd overdag door godsvrucht toegedekt
"In eeuwigheid zal God je ziel bewaren!"
maar ik werd tot een speelbal hún verstrekt.
Voor wat ik niet begaan had moest ik boeten
de tralies van de cel werden mij niet bespaard.
zo bond men mij aan handen en aan voeten
voor altijd wordt dat in mijn ziel bewaard.
Uit: ´Maria was haar naam´ Meisjesinternaat Vredestein
Willy Balyon, BDU Uitgever